We rijden eerst naar Riversleigh Dinosaur Field. Deze site is uitgeroepen als onderdeel op de World Heritage lijst. Je kan er o.a. beenderen in de rotsen zien van enorme volgels en superkrokodillen, beesten die hier 25 miljoen jaar geleden rondliepen. Het uitzicht van boven op de heuvel is magnifiek.
Dan moeten we nog 170km verder door het rode stof. Het zit overal, tot in de kleinste puntjes en plekjes van de auto. We rijden door rivieren en langs eindeloze wegen. We komen terug uit op de Barkley Highway, Noord Queensland. De GPS zegt 444km tot de volgende afslag, dan mogen we links afslaan op de Stuart Highway. Na een half uurtje rijden we over de grens met de Northern Territory. De klok gaat een half uurtje achteruit. We passeren eigenlijk niets interessants en komen gewoon om 18uur aan in Tennant Creek. Gelukkig onderweg geen botsingen met grote overspringende konijnen.
Tennant Creek is een iets grotere stad, maar de nog actieve mijnen in de buurt zorgen niet voor de verhoopte welvaart en het is allemaal behoorlijk verloederd. We eten daar de slechtste en duurste pizza ooit en logeren in een jeugdhotel: volgens Lonely Planet 'basic but clean'. Zo kan je het inderdaad omschrijven: we hebben twee kamers met propere lakens op de bedden en een klein teveetje. Goed genoeg om te slapen.
dinsdag 29 juni 2010
Dag 8: Lawn Hill NP
Dit park is weerom bekend voor een prachtige kloof, maar in deze staat meer water. We gaan ze eerst van bovenaf bewonderen en mogen schitterende vergezichten aanschouwen. Het wordt aardig warm en smeren, water en een hoed is de boodschap. Na de lunch boeken we een kanotochtje op de rivier. We moeten heel wat overtuigingskracht bovenhalen, want hier wonen zoetwaterkrokodillen en Rune is geen echte fan. Ze zijn kleiner dan hun kozijnen de ‘Salties’ en op hun menu staat ‘de mens’ niet. Toch zou ik zelf ook niet graag op aai-afstand zijn. Maar de mensen rondom beweren dat ze zich goed verstoppen en we vertrekken. Het is zo mooi, het water is spiegelglad en we glijden langs de hoge rotsmuren. Na 2 km komen we aan een idyllisch zwemplekje. Het zit er vol vissen die rustig aan je tenen sabbelen. Aan de overkant klateren twee watervalletjes. Geen krokodil in zicht. We willen echter nog wat verder en moeten daarom de boten even over het land sleuren. Ook het tweede stuk is prachtig. We zien schildpadden langs de kant en mooie vogels. We varen door een smal stukje rivier en belanden opeens in croc-world... Langs de kant ligt er eentje te zonnen en er glijden een paar exemplaren door het water. Paniek in de boot, gegil alom. Omkeren dus. Terug aan het zwemplekje plonsen we nog eens in het water en keren daarna terug naar het kamp. We pikken nog een mooie zonsondergang mee van op een heuveltje en genieten van ons kampvuurtje. Een ware aanrader, dit park, zeker de omweg waard!
Dag 7: Cloncurry-Lawn Hill NP
Het iss nog net niet donker als we aankomen in Cloncurry. Twee caravan parks in de stad en in allebei zijn de cabins volgeboekt. Jammer. Dus de tenten moeten weer op. Voor een nacht is dat nogal veel gedoe, maar intussen hebben de kinderen hun eigen taken en krijgen we alles recht en klaar op drie kwartier. En we zitten vlak naast de keuken, dus het kookgerei kan mooi ingepakt blijven. Weerom een lekkere maaltijd in elkaar geflanst en mooi op tijd liggen we in bed. Dit keer ben ik voorzien op de kou en heb ik mijn muts bovengehaald om te slapen (dank je voor de tip, Eva!), iets wat Filip natuurlijk vrij hilarisch vindt. De foto's zijn niet geschikt voor publicatie :-) Maar ik heb toch lekker geen koud gehad, ha! De volgende morgen moeten we weer alles inpakken om onze tocht naar Lawn Hills verder te zetten. De meisjes hadden intussen een rijdend kapsalon ontdekt op de camping en wisten ons te overtuigen om voor 10 dollar hun haar te laten bijknippen. ’t Is eens iets anders, zo een geïmproviseerde tent-kapper. Maar het is me nu wel echt duidelijk: een beurt bij de kapper doet zo’n deugd en is fantastisch voor de moraal :-).
We rijden verder door de open vlaktes van outback Queensland. Ons doel is Lawn Hill NP, naar verluid ook zeer de moeite waard. Na veel gebel komen we te weten dat het park is volgeboekt en hebben we een uitstaand krediet van 50 dollar voor een campsite bij de Queensland government. Grrr. We boeken dan maar een plaatsje in Adel’s Grove, op 10km van het park. We doorstaan 70km ‘dirtroad’ en rond 17u komen we aan, mooi op tijd om nog een leuk plekje te vinden tussen de hoge eucalyptus bomen.
We rijden verder door de open vlaktes van outback Queensland. Ons doel is Lawn Hill NP, naar verluid ook zeer de moeite waard. Na veel gebel komen we te weten dat het park is volgeboekt en hebben we een uitstaand krediet van 50 dollar voor een campsite bij de Queensland government. Grrr. We boeken dan maar een plaatsje in Adel’s Grove, op 10km van het park. We doorstaan 70km ‘dirtroad’ en rond 17u komen we aan, mooi op tijd om nog een leuk plekje te vinden tussen de hoge eucalyptus bomen.
maandag 28 juni 2010
Onderweg (1)
De GPS geeft 333km aan tot de volgende afslag. We rijden door eindeloze vlaktes. Dit is de echte outback. Hier werd Crocodile Dundee gefilmd. We zien kuddes met duizenden mooie koeien, sommigen op de weg. We rijden door zwermen sprinkhanen van 7cm, het is een getokkel van jewelste tegen de ruit (de auto ziet er niet uit...) en we steken road trains voorbij met soms 4 aanhangwagens. Elke paar 100km kom je voorbij een dorp met 7,5 inwoner of een road house, waar vooral de truckies eten en overnachten. Je kan er meestal tanken tegen woekerprijzen en soms kan je je tent opslaan.
Voor de rest is er niets. Het landschap is onvoorstelbaar: 360 graden niets, een foto zegt eigenlijk weinig, je moet er middenin zitten om het te vatten. Zover het oog reikt niets. En dan opeens een detour! Wat betekent dat je eventjes opzij moet omdat er aan het andere rijvak wordt gewerkt. Terug op de gewone weg. De volgende 100km geen boom te zien. Enkel een donkere lijn met witte stippellijnen. Geen zijwegen, geen wegwijzers, geen naamplaatjes. Af en toe een bord dat waarschuwt voor verveling. Hier alleen rijden na een nachtje uit is geen goed idee...
Voor de rest is er niets. Het landschap is onvoorstelbaar: 360 graden niets, een foto zegt eigenlijk weinig, je moet er middenin zitten om het te vatten. Zover het oog reikt niets. En dan opeens een detour! Wat betekent dat je eventjes opzij moet omdat er aan het andere rijvak wordt gewerkt. Terug op de gewone weg. De volgende 100km geen boom te zien. Enkel een donkere lijn met witte stippellijnen. Geen zijwegen, geen wegwijzers, geen naamplaatjes. Af en toe een bord dat waarschuwt voor verveling. Hier alleen rijden na een nachtje uit is geen goed idee...
Dag 6: Waltzing Mathilda en de weg naar Conclurry
10u, auto ingeladen en wij een beetje opgewarmd. De dagen zijn zacht, we halen nu temperaturen rond 23-25 graden. Maar bij een open hemel zijn de nachten bitter koud. En dat was, zoals de meisjes vaak zeggen 'rather unexpected'. Heel vorige nacht heb ik gebibberd van de kou. Ik had nochtans het volle vertrouwen in mijn nieuwe slaapzak, die tot -5 zou moeten gaan, en mijn zijden liner moest daar nog enkele graden aan toevoegen. Een trui, een sjaal, een dikke pijama en sokken hielpen ook niets. Het was 4 graden toen we opstonden. Hiervoor had ik niet getekend. Maar zodra de zon op was en onze hete thee wat soelaas had gebracht, kwam alles weer in orde :-).
We reden naar Winton, waar het Waltzing Matilde Centre gelegen is. Dit is een museum opgedragen aan het officieuze volkslied van Australie, Waltzing Matilda. Er is o.a. een oude locomotief te bewonderen, heel veel antieke spulletjes en weer teveel om te lezen. We stoppen in het dorp ook nog aan Arno's wall. Arno is een man die hier ettelijke jaren geleden is komen wonen en spullen van de afvalberg is beginnen te verzamelen om ze in een hoge muur te metselen. Speciaal en een leuk alternatief voor recycleren. Maar we moeten dringend verder.
We reden naar Winton, waar het Waltzing Matilde Centre gelegen is. Dit is een museum opgedragen aan het officieuze volkslied van Australie, Waltzing Matilda. Er is o.a. een oude locomotief te bewonderen, heel veel antieke spulletjes en weer teveel om te lezen. We stoppen in het dorp ook nog aan Arno's wall. Arno is een man die hier ettelijke jaren geleden is komen wonen en spullen van de afvalberg is beginnen te verzamelen om ze in een hoge muur te metselen. Speciaal en een leuk alternatief voor recycleren. Maar we moeten dringend verder.
donderdag 24 juni 2010
Dag 5: Vlucht Q5 op de Boeing 747-200
Weg uit dit vergeten gat. Na een uur bereikten we Longreach. En laat dat nu de onstaan-stad-basis zijn van Qantas! Hier bouwden twee mannen begin vorige eeuw hun eerste vliegtuig en ontstond zo de meest succesvolle luchtvaartmaatschappij in Australië. We besloten hier een dag door te brengen. Er werden eerst boodschappen gedaan en we sloegen de tent op op een gratis kampeerplaats iets buiten de stad (Waterhole campingground). Goede zet want de tenten waren nog doornat en hadden wat frisse en droge lucht nodig. We brachten de namiddag door in het Qantas museum. daar staat een DC3 die gebruikt werd in WOII en een AVRO, een van de eerste vliegtuigjes van Qantas. Die vonden de kinderen het allerleukst: de piloot zat toen nog buiten en er konden 8 passagiers binnen. Het was het eerste vliegtuig dat een WC had: achter een gordijn stond een houten bak met een gat in :-)). We hadden ook een tour geboekt in de 747, een Boeing op rust van 1979 :-), die staat te blinken in de zon. Vooral Luna was in haar nopjes en kon zelfs even in de cockpit voor een foto. Toch een extra stop waard. 100km verder is er ook een dinosaurus-park maar dat sloegen we over wegens teveel omweg en dus geen tijd en op de koop toe hadden we van mensen gehoord dat het de moeite niet was...
dinsdag 22 juni 2010
Dag 4: Carnarvon NP-Barcaldine
Het regende pijpestelen gedurende de hele nacht. De wekker ging af om 6u, maar als je in een lekkere warme slaapzak ligt en het regent buiten, is de zin om op te staan zo weer weg.
Dus draaiden we ons nog even om en werden onze plannen prompt opzij geschoven.
Maar uiteindelijk moet er toch uit, al is het maar m de WC eens op te zoeken. We namen onze regenjassen en overschouwden de schade. Het zou niet leuk worden, maar we besloten toch ons kamp op te breken. De kinderen werden met spelletjes en boeken in de keuken geparkeerd en wij doorstonden regen en modder om uiteindelijk om 11u30 te vertrekken, met natte tenten en natte spullen in de auto. We reden verder richting Barcaldine. We moesten daar een cabin zien te bemachtigen. De weg was weer lang en eenzaam. Rond zeven uur zouden we aankomen in het dorpje. Maar om half zes is het hier stekedonker. Dat betekende rijden in het donker, wat hier eigenlijk geen goed idee is. De wegen zijn bezaaid met ‘roadkill’, vooral kangoeroes. De road trains, die een roo zelfs niet voelen bij een botsing, zorgen voor de grootste slachtoffers. Maar ook ‘gewone’ wagens zoals de onze kunnen doden maken. Het is dus oppassen geblazen, de beesten worden wakker als de zon ondergaat en springen lustig door de eindeloze vlakte. Tot ze opeens een grote weg passeren. We hadden er al een paar voorzichtig ontweken en onze snelheid erg aangepast. Tot daar opeens een reusachtig beest vlak naast de weg stond en een heel slechte beslissing nam. Een enorme slag, maar de auto bleef mooi op de weg. We waren allemaal eventjes in choque maar konden ons uiteindelijk wel troosten met de idee dat de kangoeroe op slag dood was en wij nog allemaal OK waren. Na een tijdje zagen we vreemde lichten aan de auto en stopte Filip even om te kijken. Door de slag was een van de lampen eruitgeslagen, de bullbar (een zwaar rooster vooraan de auto) gebogen en de wielkap was los. Op de koop toe is een van de kangoeroe fluitertjes, die dienen om de roo’s weg te jagen, afgebroken. Besluit: ze werken niet, sorry Bart!
Net op tijd kwamen we aan in Barcaldine, waar we het eerste het beste caravan park binnenstapten, om te eindigen in de meest oude, onverzorgde en op de koop toe duurste unit waar we ooit in hebben gelogeerd. En de verwarming werkte niet.
Dus, nogmaals voor die mensen die na ons zouden passeren: vermijd Homestead Caravan Park in Barcaldine.
Dus draaiden we ons nog even om en werden onze plannen prompt opzij geschoven.
Maar uiteindelijk moet er toch uit, al is het maar m de WC eens op te zoeken. We namen onze regenjassen en overschouwden de schade. Het zou niet leuk worden, maar we besloten toch ons kamp op te breken. De kinderen werden met spelletjes en boeken in de keuken geparkeerd en wij doorstonden regen en modder om uiteindelijk om 11u30 te vertrekken, met natte tenten en natte spullen in de auto. We reden verder richting Barcaldine. We moesten daar een cabin zien te bemachtigen. De weg was weer lang en eenzaam. Rond zeven uur zouden we aankomen in het dorpje. Maar om half zes is het hier stekedonker. Dat betekende rijden in het donker, wat hier eigenlijk geen goed idee is. De wegen zijn bezaaid met ‘roadkill’, vooral kangoeroes. De road trains, die een roo zelfs niet voelen bij een botsing, zorgen voor de grootste slachtoffers. Maar ook ‘gewone’ wagens zoals de onze kunnen doden maken. Het is dus oppassen geblazen, de beesten worden wakker als de zon ondergaat en springen lustig door de eindeloze vlakte. Tot ze opeens een grote weg passeren. We hadden er al een paar voorzichtig ontweken en onze snelheid erg aangepast. Tot daar opeens een reusachtig beest vlak naast de weg stond en een heel slechte beslissing nam. Een enorme slag, maar de auto bleef mooi op de weg. We waren allemaal eventjes in choque maar konden ons uiteindelijk wel troosten met de idee dat de kangoeroe op slag dood was en wij nog allemaal OK waren. Na een tijdje zagen we vreemde lichten aan de auto en stopte Filip even om te kijken. Door de slag was een van de lampen eruitgeslagen, de bullbar (een zwaar rooster vooraan de auto) gebogen en de wielkap was los. Op de koop toe is een van de kangoeroe fluitertjes, die dienen om de roo’s weg te jagen, afgebroken. Besluit: ze werken niet, sorry Bart!
Net op tijd kwamen we aan in Barcaldine, waar we het eerste het beste caravan park binnenstapten, om te eindigen in de meest oude, onverzorgde en op de koop toe duurste unit waar we ooit in hebben gelogeerd. En de verwarming werkte niet.
Dus, nogmaals voor die mensen die na ons zouden passeren: vermijd Homestead Caravan Park in Barcaldine.
Dag 3: Carnarvon National Park
De nacht in de tent was goed meegevallen: mijn slaapzak had de test doorstaan en door de combinatie met een zijden binnenslaapzak had ik een heel comfortabele en warme nacht gehad.
Carnarvon national Park is vooral bekend voor de prachtige kloof, waar je een hele dag kan in wandelen, een fijne dagtocht van 14km lag voor de boeg. Voorzien van water, snacks en lunch gingen we op pad. De lucht was grijs en hier en daar hingen donkere wolken, jammer voor de foto’s die daardoor niet zo mooi zijn.
De wandeling is misschien wel vrij lang maar plat en je moet enkele keren de rivier over via grote keien in het water. Op het einde van het grote pad kom je aan de art gallery, een overhangrots vol Aboriginal rotstekeningen. Behoorlijk indrukwekkend.
Op de terugweg kan je verschillende zijwandelingen doen. Een ervan gaat naar het amphytheater. Je klimt langs een laddertje tegen de rotswand en via een smalle kloof tussen twee rotsen kom je in een enorme binnenplaats terecht. Als ik me niet vergis, is er een boek van Jommeke, waar hij langs een rotsingang terecht komt in een soort aards paradijs, de naam ontsnapt me. Maar zo voelde het wel eventjes. Als je naar boven keek, zag je 100m boven je de lucht. Ik vroeg me af hoeveel dieren (en mensen?) hier ooit waren beland.
We keerden terug naar Takarakka Bush resort, waar we logeerden, overigens een aanrader voor wie hier ooit moest passeren. Net op tijd om platypussen te gaan spotten. Naar het schijnt resideren er enkele in de beek naast het kampterrein. De platypus of vogelbekdier, is een van de raarste beesten ter wereld. Ze leggen o.a. eieren maar de moeders zogen hun baby’s, waardoor ze tot de zoogdieren behoren. Jammer genoeg weten de beestjes dat ze zo zeldzaam zijn. Ze hebben besloten de platypus-geheimen zo lang mogelijk te bewaren en maken het onderzoekers uiterst moeilijk. Maar ook bewonderaars zoals wij moeten vooral veel geduld hebben en veel teleurstellingen doorstaan vooraleer hen te kunnen bewonderen. Ze verschijnen enkel bij zonsopgang of zonsondergang. In het schemer dus, wat het sowieso niet simpel maakt om iets te zien. We staarden over het water en toen zagen we enkele rimpelingen, zag Rune een rug en een hoofd en was het spektakel voorbij. We zullen voor alle zekerheid besluiten dat we nu eindelijk ook een platypus in het wild hebben gezien. Ontbreekt nu nog op ons lijstje: een hele resem giftige slangen, maar dat houden we liever zo.
’s Avonds maakten we weer gebruik van de aangename kampkeuken en bereidde ik een heerlijk wortelpuree, altijd lekker als een beetje frisser is. Maar het hendeltje van de kom begaf het en op de weg van kookvuur naar tafeltje maakte de puree een verticale val. Met de kom ondersteboven en de puree op de grond. Naar goede gewoonte had ik wat teveel gemaakt en na de oh’s, ah’s van omstaanders en de lachbuien nadien, werd hetgeen niet op de grond lag voorzichtig in de kom geschept en lekker opgesmuld. De korreltjes zand hier en daar schuurden de maagjes.
Intussen was het zachtjes beginnen regenen.
Carnarvon national Park is vooral bekend voor de prachtige kloof, waar je een hele dag kan in wandelen, een fijne dagtocht van 14km lag voor de boeg. Voorzien van water, snacks en lunch gingen we op pad. De lucht was grijs en hier en daar hingen donkere wolken, jammer voor de foto’s die daardoor niet zo mooi zijn.
De wandeling is misschien wel vrij lang maar plat en je moet enkele keren de rivier over via grote keien in het water. Op het einde van het grote pad kom je aan de art gallery, een overhangrots vol Aboriginal rotstekeningen. Behoorlijk indrukwekkend.
Op de terugweg kan je verschillende zijwandelingen doen. Een ervan gaat naar het amphytheater. Je klimt langs een laddertje tegen de rotswand en via een smalle kloof tussen twee rotsen kom je in een enorme binnenplaats terecht. Als ik me niet vergis, is er een boek van Jommeke, waar hij langs een rotsingang terecht komt in een soort aards paradijs, de naam ontsnapt me. Maar zo voelde het wel eventjes. Als je naar boven keek, zag je 100m boven je de lucht. Ik vroeg me af hoeveel dieren (en mensen?) hier ooit waren beland.
We keerden terug naar Takarakka Bush resort, waar we logeerden, overigens een aanrader voor wie hier ooit moest passeren. Net op tijd om platypussen te gaan spotten. Naar het schijnt resideren er enkele in de beek naast het kampterrein. De platypus of vogelbekdier, is een van de raarste beesten ter wereld. Ze leggen o.a. eieren maar de moeders zogen hun baby’s, waardoor ze tot de zoogdieren behoren. Jammer genoeg weten de beestjes dat ze zo zeldzaam zijn. Ze hebben besloten de platypus-geheimen zo lang mogelijk te bewaren en maken het onderzoekers uiterst moeilijk. Maar ook bewonderaars zoals wij moeten vooral veel geduld hebben en veel teleurstellingen doorstaan vooraleer hen te kunnen bewonderen. Ze verschijnen enkel bij zonsopgang of zonsondergang. In het schemer dus, wat het sowieso niet simpel maakt om iets te zien. We staarden over het water en toen zagen we enkele rimpelingen, zag Rune een rug en een hoofd en was het spektakel voorbij. We zullen voor alle zekerheid besluiten dat we nu eindelijk ook een platypus in het wild hebben gezien. Ontbreekt nu nog op ons lijstje: een hele resem giftige slangen, maar dat houden we liever zo.
’s Avonds maakten we weer gebruik van de aangename kampkeuken en bereidde ik een heerlijk wortelpuree, altijd lekker als een beetje frisser is. Maar het hendeltje van de kom begaf het en op de weg van kookvuur naar tafeltje maakte de puree een verticale val. Met de kom ondersteboven en de puree op de grond. Naar goede gewoonte had ik wat teveel gemaakt en na de oh’s, ah’s van omstaanders en de lachbuien nadien, werd hetgeen niet op de grond lag voorzichtig in de kom geschept en lekker opgesmuld. De korreltjes zand hier en daar schuurden de maagjes.
Intussen was het zachtjes beginnen regenen.
Abonneren op:
Posts (Atom)